Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Omdat ik niet [36]uitgedelgd ben [37]voor de duisternis, en dat [38]Hij [39]van mijn aangezicht [40]de donkerheid bedekt heeft. 36. Dat is, niet weggenomen ben uit deze wereld door den dood. 37. Hebreeuws, van, of voor het aangezicht der duisternis; dat is, eer de duisternis over mij kwam; of vanwege; dat is, uit oorzaak der duisternis. Versta door deze het lijden en de ellende, waarin hij stak. Zie Gen.15:12. Hij is verwonderd, dat hij door de grootheid zijns lijdens nog niet was gestorven. 38. Namelijk God. 39. Dat is, van mijn kennis en wetenschap; teneinde ik mijn verdriet niet meer zien noch gevoelen zou. 40. Versta, de donkerheid des doods, die den stervende overkomt. Deze wordt van iemands aangezicht bedekt zolang hij haar niet ziet, dat is, niet sterft, maar in het leven behouden wordt, waarvan Job een afschuw had, boven, hfdst.3 vs.23, en hfdst.6 vs.8,9. Anders, en dat Hij van mijn aangezicht de donkerheid [niet] bedekt heeft; dat is, dat Hij van mij dit lijden niet weggenomen heeft, te weten door den dood, opdat ik hetzelve niet langer aanschouwen, noch lijden zou. Aldus is het woord niet uit het voorgaande lid van vs.17 hier weder ingevoegd; en het woord donkerheid in denzelfden zin als het voorgaande duisternis genomen.